Als u een kaart wilt gebruiken om op het platteland te navigeren, moet u eerst uw positie weten.
- Zoek naar twee tot drie herkenbare kenmerken in je omgeving. Geschikt zijn bossen, waterpartijen, een berg, een dorp, een enkele woning, een weg.
- Draai vervolgens de kaart totdat de richting van de objecten die u bekijkt overeenkomt met hun locatie op de kaart.
- Een kompas kan navigatie op onbekend terrein vergemakkelijken. Stel de kaart op het noorden in en vergelijk de kenmerken op de grond met de kaart: zijn ze in dezelfde richting?
Als u uw kaart correct instelt aan het begin van een wandeling, en als u consequent de oriëntatie vergelijkt en bij elk kenmerk aanpast, weet u altijd uw positie en de richting van uw beoogde bestemming. Mocht het gebeuren dat u niet kunt stel uw kaart in op het landschap, het volgende zal helpen:
- Keer terug op de exacte route die je gekomen bent totdat je een herkenbare en veilige plek bereikt en begin je kaart weer op het landschap in te stellen.
- Als je weet dat je op de goede weg bent, ga dan door totdat je bij een functie komt die ook op de kaart wordt weergegeven en waarmee je je kunt oriënteren.
Als je helemaal de weg kwijt bent, kunnen de volgende dingen je helpen om weer in bewoonde gebieden te komen waar je je kunt oriënteren:
- Oriënteer je langs waterlopen, wegen of hoogspanningskabels. Betreed alleen steil of ruig terrein als er voldoende zicht is.
- Luister naar geluiden. Waterlopen, wegen en andere beschavingsgeluiden zijn vaak over lange afstanden hoorbaar.
Kompas en GPS
Als je verder wilt gaan dan gemarkeerde routes, moet je een kaart en kompas kunnen gebruiken. Op internet zijn talloze routeaanbevelingen te vinden, waarbij de bijbehorende gegevens op een GPS (Global Positioning System) kunnen worden gedownload. De keerzijde van de GPS is dat je satellietdekking en stroom nodig hebt. Het is een heel goed hulpmiddel in de moderne tijd, maar het is absoluut geen vervanging voor een goede wandelkaart en een gedegen routeplanning en voorbereiding.